Inleiding van de beknopte samenvatting.
Mijn Nederlandse vertaling van de in de 19de eeuw door Charles Teste gemoderniseerde Franse versie, van het originele door Etienne de La Boétie (1530-1563) op 18jarige leeftijd geschreven Discours de la Servitude Volontaire, telt ongeveer 25 bladzijden.
Omdat de gemoderniseerde versie van Charles Teste, en dus ook mijn vertaling, door de verwijzingen naar de Griekse en Romeinse klassieke werken, nog steeds zeer wijdlopig is, heb ik het geheel bewerkt tot de onderstaande 8 bladzijden, inclusief deze inleiding.
De Franse humanist Etienne de La Boétie, was een dichter en jurist die bijna 500 jaar geleden leefde in het feodale Frankrijk van koning Frans de 1ste. Het was de periode waarin de renaissance opbloeide en het katholicisme de overheersende en meest gepraktiseerde godsdienst was en Koning Frans de 1ste oorlog voerde tegen de Habsburgse Karel V, die tegelijkertijd keizer van Duitsland, heer van de Nederlanden, Keizer van het Heilige Roomse rijk en koning van Spanje was, omdat Frans de aldus bestaande geografische omsingeling van Frankrijk te bedreigend vond.
Het voeren van oorlog was in de middeleeuwen in Europa een bijzondere aangelegenheid, waarbij beide partijen in principe om beurten met musket- of artilleriesalvo’s de tegenstander probeerde te doden, waarbij het salvo van de ene partij de ander partij de gelegenheid gaf om te herladen. Legers in die tijd bestonden voornamelijk uit feodale horigen, analfabeten zonder enige scholing, voor wie het leger een kans was om te ontsnappen aan de alom heersende honger en armoede, maar vanwege het dodelijke resultaat van de hiervoor beschreven wijze van oorlogvoering vaak ‘kanonnenvoer’ werd genoemd. De officieren die deze troepen, meestal op enige (lees = veilige) afstand aanvoerden, waren overwegend rijke lieden met een adellijke titel, waarvan velen de oorlog zagen als een afleiding van de dagelijkse sleur en/of op zoek waren naar roem en eer.
Van een (officiële) gemeenschappelijke Franse taal, was nog (net) geen sprake; de adel en intellectuelen spraken een middeleeuwse vorm van latijn, de ongeschoolden spraken het plaatselijk dialect van hun geboortestreek.
Het was juist Frans I die, o.a. naar aanleiding van een manifest van de dichtersgroep La Pléiade, dat daarvoor pleitte, in 1539 de proclamatie tekende waarin het Frans als taal voor overheidsaangelegenheden en het rechtssysteem werd opgelegd.
Het is geen toeval dat Etienne de La Boétie veelvuldig verwijst naar de klassieken werken. De leden van de genoemde dichtersgroep spanden zich niet alleen in voor het Frans als voertaal, tevens hernieuwden zij in het Frankrijk van toen, de interesse voor de Griekse en Romeinse klassiekers.
≈
De La Boétie merkt op dat de geschiedenis leert, dat wanneer de macht in handen komt van een enkel persoon, deze zich doorgaans ontpopt als een dictator en in de meest kwalijke gevallen als een tiran.
Hij oppert dat wanneer deze macht hem door het volk gegeven is, het volk hem deze macht ook kan afnemen. Maar vreemd genoeg gebeurt dat niet. Wanneer het hele volk, in een (dreigende) oorlog een gemeenschappelijke vijand heeft, worden de onderlinge twistten en standsverschillen opzijgeschoven, maar wanneer de gemeenschappelijke vijand hun nationale heerser is, verliest het volk zich weer in onderlinge verdeeldheid en accepteren allen de dwang van de dictator.
Is het verstandig om iemand met uitzonderlijk kwaliteiten suprematie toe te staan. Dat hangt af van het antwoord op de vragen; zal hij in zijn nieuwe functie evengoed functioneren en zal hij geen misbruik maken van zijn toegenomen macht ?
Indien een handjevol mensen zich door een eenling laten koeioneren, kan men dat wellicht lafheid noemen, maar wanneer hele volkeren, hele landen zich niet keren tegen degene die hen behandelt als horigen en slaven, kun je dat dan nog steeds lafheid te noemen ?
De La Boétie (die dit 400 jaar voor de Holocaust schreef) meent dat er zijn grenzen aan de gruwelijkheid van misstanden die niet kunnen worden overschreden, maar meent ook dat er een overtreffende trap van lafheid is, waarvoor nog geen woord voor is bedacht.
De motivatie van iemand die in vrijheid leeft en strijd voor het behoud van zijn vrijheid, zal toch veel groter zijn dan de motivatie van iemand die jou je vrijheid wil afnemen, alleen om te kunnen profiteren van jouw dienstbaarheid.
Indien één man, miljoenen mensen onderdrukt, alle inwoners van een land hun vrijheid berooft, en dat slechts zou gebeuren in verre landen, zoals tegenwoordig bijvoorbeeld in Noord Korea of Cuba gebeurt, en iemand zou dat ons komen vertellen, wie zou dat dan geloven ?
Het kost in principe niets om zich van een dictator te bevrijden, omdat hij heerst bij de gratie van het onderdrukte volk. Wanneer het volk niet langer meer toestemt in dienstbaarheid, is er zelfs geen strijd nodig, hoeft men hem niets af te pakken, men moet slechts stoppen hem iets te geven, zoals een vuur dat men brandstof onthoudt zal doven.
Het is opmerkelijk dat nagenoeg ieder mens, ongeacht opleiding of karakter, zich bijna alles laten welgevallen op zoek naar het bezit en geluk, maar evengoed vrijheid versmaden. Omdat het zo gemakkelijk is vrijheid (terug) te krijgen ? Men werkt hard om een hoop geld te verdienen, en zijn blij met een belastingverlaging, omdat zij zich niet beseffen dat zij slechts een deel terugkrijgen van wat hun eerder al werd afgenomen. Realiseren zij zich niet dat het enige dat een dergelijke bestuurder meer heeft, de macht is die zij de bestuurder hebben verschaft.
≈
Het is wellicht utopisch, maar ik wil toch graag weten waarom mensen zich zo vrijwillig dienstbaar opstellen. Waarom denken mensen toch dat hun vrije staat niet natuurlijk is ?
De natuurwetten volgend, zouden wij slechts onderdanig zijn aan onze ouders, maar volgen verder ons verstand en zijn wij dienstbaar aan geen mens. Onze innerlijke goedheid zal groeien door de juiste opvoeding en scholing, maar wegkwijnen door verkeerde invloeden
Primair zijn wij allemaal gelijk, met hier en daar een verschil in uiterlijk of innerlijk, maar uitgaande van universele gelijkheid, kan het nooit de bedoeling zijn dat de individuele menselijke expressie of bewegingsvrijheid wordt beperkt en al helemaal niet dat de sterkeren en meer bekwamen de zwakkeren zouden overheersen. Op een aarde, ooit zonder grenzen, met mensen die allemaal gelijk geschapen zijn, zouden onze verschillen niet tot rivaliteit moeten leiden, maar juist tot zorgzaamheid en broederlijke genegenheid.
Wijst het feit dat de mens als enige soort beschikt over de spraak om te communiceren waardoor hij kan komen tot overeenstemming, verbinding en tot eenheid, er niet op dat geen mens zou moeten verkeren in dienstbaarheid of in slavernij ?
Onrechtvaardigheid is in strijd met onze natuur, wie daaraan twijfelt dienen wij daarvan te overtuigen. Er kan geen twijfel bestaan aan natuurlijke vrijheid. Geen enkel dier zal zich vrijwillig laten vangen, zij zullen zich met hun angels, nagels, horens, hoeven of snavels verweren tegen het verlies van hun vrijheid. En eenmaal gevangen kwijnen zij weg, niet in staat enige voldoening te vinden in hun staat van verloren vrijheid. Zelfs veulens, van jongs af aan getraind om te gehoorzamen, komen slechts in beweging op een bevel, ondertussen knarsetandend op het bit van hun hoofdstel.
Er zijn verhalen bekend van olifanten die door met hun kop tegen bomen te slaan zich proberen te bevrijden van hun slagtanden, in de hoop zich vrij te kopen voor de prijs van hun ivoor.
Ieder wezen dat zich zijn bestaan beseft, kan de ellende van onderwerping voelen en zal blijven streven naar zijn vrijheid, zelfs dieren die zogezegd gefokt zijn om de mens te dienen, voelen de natuurlijke drang naar vrijheid en zullen zich slechts onder protest, dat voorkomt uit een tegengesteld verlangen, onderwerpen.
Wat is er dan aan de hand met de mens, die juist geboren is om vrij te leven, dat hij de herinnering aan zijn eerste vrije staat lijkt te hebben verloren alsook het verlangen om die vrije staat te herwinnen ?
≈
Er zijn drie typen heersers, hij die overwint in de strijd, hij die erft van zijn voorganger en hij die door het volk gekozen is.
Het eerste type zal het volk naar eigen goeddunken misbruiken als oorlogsbuit. Het tweede type, geboren en opgevoed in de boezem van tirannie zal de onderworpenen als erfelijke lijfeigenen en het koninkrijk als zijn wettelijk erfdeel zien, hij zal het volk weinig beter behandelen. Het laatste type zou dragelijker moeten zijn, mits hij zich niet verliest in megalomane verhevenheid, en aldus afstand neemt van het volk. In de praktijk blijken dit type heersers echter de andere twee in misdaad en wreedheid te overtreffen. Hij klampt zich steviger vast aan zijn verkregen macht, overtuigd dat hij deze macht aan zijn kinderen moet doorgeven. Hij consolideert zijn tirannie door de dienstbaarheid van het volk te vergroten en de herinnering aan hun verloren vrijheid, hoe recent ook, snel uit het collectief geheugen te bannen.
Ongeacht de wijze van verkrijging van hun positie, de consequentie voor het volk zal nauwelijks anders zijn, omdat er voor een onderworpen volk weinig verschil zal bestaan tussen, behandeld worden als een prooi waarop de heerser alle recht heeft, als een groep slaven die de heerser van nature toebehoort, of als een stier die getemd moet worden.
Mocht er vandaag een nog verborgen samenleving worden ontdekt, onbekend met de begrippen onderwerping en vrijheid, wat zou dan hun keus zijn ? Zolang er nog een restje zelfrespect is zal een mens zich slechts door dwang laten onderwerpen, nimmer vrijwillig. De enige uitzondering hierop is misleiding, in welk geval het verlies van vrijheid niet zo zeer het gevolg is van de verleiding door iemand anders, als wel van de eigen blindheid.
Net als een veulen zal de mens in eerste instantie slechts gedwongen dienen om daar op den duur aan gewend te raken. Zij die daarna komen en nooit vrijheid hebben gekend, laat staan weten wat vrijheid is, zullen dienen zonder spijt. Zij zullen vrijwillig doen wat hun ouders slechts onder dwang deden, zij zullen tevreden leven zonder zich bewust te zijn van het recht dat hen ontnomen is, noch van de persoon die hen dat recht ontnam. Zij zullen zich tevredenstellen met hun schamele bezit en hun toestand als vanzelfsprekend beschouwend, indien hun verlangen naar vrijheid niet wordt gevoed c.q. onderricht.
In de tijd van de Perzische koning Xerxes, vermoordden de Spartanen enkele Perzische ambassadeurs. Uit berouw gezondigd te hebben tegen Talthybius, de god van de herauten, werden twee Spartaanse vrijwilligers, Sperthies en Boulis genaamd, naar de Perzische Koning gestuurd, waarover hij naar believen kon beschikken, teneinde wraak te nemen voor de moord op zijn ambassadeurs. Aangekomen bij het paleis van Hydarnes, de luitenant van de koning voor alle Perzische kuststeden in Azië, werden zij met alle egards behandeld, en werd hen gevraagd waarom de Spartanen zo trots de aangeboden vriendschap van de grote Xerxes afwezen terwijl deze koning hen die het verdienden zou weten te belonen, dat hij beide Spartanen tot gouverneurs van een of andere Griekse stad zou hebben gemaakt. Hierop verklaarden de Spartanen dat wanneer je slechts de gunsten van je koning hebt ervaren maar geen idee hebt van de vreugde van vrijheid, en de gelukzaligheid die vrijheid brengt, je nooit kunt begrijpen dat iemand zijn vrijheid nooit zal opgeven en desnoods met hand en tand zal verdedigen. Leven in slavernij was voor de Spartanen ondenkbaar. Dat in tegenstelling tot de Perzen, die nog zelfs de schaduw van vrijheid nooit hebben gezien en zich door hun vrijwillige dienstbaarheid, niet beseften slaaf te zijn. Zij waren onderdanen zoals hun vaders onderdanen waren, en daarom gewend geraakt het bit tussen hun kaken te verdragen en de sturing van het leidsel te aanvaarden.
Vele heersers erkennen het gevaar dat opvoeding en scholing voor hun positie kan opleveren, met name bij mensen die misschien trotser of geestdriftiger zijn, zoals Cato van Utica, die zo jong als hij was, zijn mentor om een dolk vroeg, teneinde Lucius Sulla de dictator in wiens paleis Cato leefde, dood te steken.
Heersers zullen er derhalve alles aan doen, het volk dom te houden. Evengoed zijn er mensen met een heldere geest en scherp inzicht, die eventueel door studie zowel de toekomst als het verleden beschouwen en die zelfs wanneer vrijheid volledig uit de wereld zou zijn gebannen, deze toch weer terugbrengen.
Uit de geschiedenis blijkt overigens dat bijna alle volken die ooit in opstand kwamen tegen hun leiders omdat zij hun land slecht geleid c.q. en in slechte handen zagen, slaagden in hun pogingen, wanneer de noodzakelijke sterke wil aanwezig was.
Volgens Hippocrates worden mensen die gebukt gaan onder tirannie onvermijdelijk laf en zwak, alsof zij tegelijk met vrijheid hun moed verliezen.
Slaven missen de bezieling van vrijheid, die vrije mensen er juist toe brengt alle gevaren te trotseren. Omdat vrije mensen in gelijke mate zullen delen in het ongeluk van de nederlaag, gedwongen dienstbaarheid, maar liever in het geluk van de overwinning, behoud van hun vrijheid, zullen zij onder het motto eendracht maakt machtig, ter verdediging van hun vrijheid liever een glorierijke dood sterven, dan zich hun vrijheid laten afnemen. Dat is de reden dat heersers alles in het werk zullen stellen om de onderworpenen steeds zwakker en laffer te maken.
Een tiran herkent zijn karakter en zijn misdaden, dat is de reden dat hij uit angst voor represailles, constant in vrees leeft. In de geschiedenis zijn voldoende voorbeelden van heersers die zelfs vreemde troepen in dienst namen, omdat zij de wapens niet meer in handen van hun eigen mishandelde onderdanen durvende te geven.
Dat diverse Franse koningen ook (dure) buitenlandse troepen inhuurden, was niet uit angst voor hun onderdanen, maar om de eigen onderdanen te ontzien, zoals ook Publius Cornelius Scipio het illustreerde met zijn uitspraak; “ik red liever het leven van één burger, dan dat ik honderd vijanden te versla”.
Om de kans op opstanden of represailles te verkleinen, doen heersers hun uiterste best het onderworpen volk af te leiden. Omdat vreemd genoeg de meeste mensen eerder vertrouwen stellen in hen die hun vertrouwen misbruiken, dan in de goedheid van anderen, is dat voor een heerser vrij eenvoudig. Panem et circenses (brood en spelen) was hiertoe al bij de Romeinen een beproefd en bewezen middel. Overwonnen stamleiders werden vergast op eet- en drinkfestijnen, en voor die vrijgevigheid roemden zij de keizer, te stompzinnig om te beseffen dat zij slechts een fractie geschonken kregen van wat hen voordien, samen met hun vrijheid, hun kinderen en hun stand, door diezelfde keizer was afgenomen.
Onwetenden, domme mensen zijn altijd hetzelfde geweest. Onfatsoenlijk in het geval van genoegens die zij niet eerlijk kunnen verkrijgen, maar ongevoelig voor het hen aangedane onrecht en leed welke zij redelijkerwijze niet kunnen verdragen. Hoe vaak hebben de Romeinen hun wrede keizers verdragen en (zich de spelen en feesten herinnerend) zelfs hun dood betreurd in plaats van de vreugde te voelen van een tiran verlost te zijn en eer te bewijzen aan hen die de keizer hadden gedood ?
Een ander slimme tactiek van de Romeinse tirannen was het instellen van de titel Volkstribuun, een ambt ter verdediging en bescherming van het volk. Een ambt dat in de regel boven alle twijfel verheven zou moeten zijn, en het vertrouwen van het volk te moeten vergroten, maar dat net als tegenwoordig, de mooie toespraken over het algemeen welzijn, de openbare orde en de hulp aan de ongelukkigen ten spijt, slechts een façade is voor hun kwalijke en valse misdaden.
Volksverhalen zijn het gevolg van de goedgelovigheid van domme onwetende mensen. Deze wetenschap is de basis van een andere tactiek die heersers toepassen om hun positie te versterken; de poging tot mystificatie.
Zo traden de koningen van Assyrië en later van de Meden, niet in de openbaarheid om het volk te laten geloven in de eventuele bovenmenselijk- of goddelijkheid van hun heersers en gebruikte de Egyptische farao’s vermommingen en tooiden zij zich met vuur om bewondering en ontzag te wekken bij hun onderdanen, die, als zij niet zo dom of zo gekleineerd waren geweest, hen slechts zouden hebben uitgelachen.
Maar domme mensen laten zich door hun goedgelovigheid gemakkelijk vangen. Nooit bleek de massa gemakkelijker te bedriegen en nooit werd zij gemakkelijker slaaf, dan wanneer de tiran de massa het hardste uitlachte, de spot met hen dreef.
De overheersing van een dictator of tiran steunt op een gedegen fundament, maar laat u niet misleiden ! Het zijn niet de wapens van de wachters voor het paleis, die borg staan voor het in stand houden van een dictatuur of tirannie. Dat zijn slechts middelen ter afschrikking, die misschien het ongewapende volk ontmoedigen, maar niet een gemotiveerde strijdmacht.
Blijkbaar zijn er minder Romeinse Keizers aan levensgevaar ontsnapt door hun boogschutters, dan dat er gedood werden door hun eigenlijfwachten en bewakers.
Het zijn niet de wapens die een tiran verdedigen, maar altijd hoe ongelofelijk het op het eerste gezicht ook lijkt, slechts een handjevol mannen, vijf of zes, die hem uit eigen beweging of door de heerser geroepen, vergezellen en aanmoedigen, die meegenieten van zijn smerige wellust en medeplichtig zijn aan de wreedheden en de verkrachtingen, en die met de tiran het hele land onderwerpen.
Want zoals de tiran deze zes mannen heeft, hebben deze zes er op hun beurt zeshonderd, die er zesduizend hebben. Het zijn allemaal schakels in de hiërarchie van het wrede bestuur. Zij vormen een lange ketting die het instrument is van de hebzucht, die de wreedheden in stand houdt, enorme schade berokkent maar slechts bestuurd wordt door de tiran, Het is vergelijkbaar met Jupiter, die pochte dat hij slechts door een ruk aan een dergelijke ketting, alle goden naar zich toe kon trekken. Gedurende het tirannieke bewind kunnen deze wetteloze duizenden zich straffeloos handhaven omdat zij zich beschermend weten door hun aanvoerder.
Dat Julius Caesar de macht van de Senaat uitbreidde, nieuwe functies instelde en nieuwe ambten liet kiezen, had niets te maken met een reorganisatie van het systeem ter vergroting van de rechtvaardigheid, het was slecht zijn doel om de steun aan zijn tirannie te verbreden. Tegelijkertijd werd hiermee de onderlinge concurrentie tussen deze onderknuppels groter, hetgeen hen zou afleidden van een aanval op de machthebber zelf. Mogelijk had hij deze tactiek bedacht, nadat hij Pompeius had uitgezonden om de orde te herstellen die door de groeiende bende Siciliaanse zeerovers werd verstoord, en bleek dat deze inmiddels verscheidenen steden tot bondgenoten te hebben gemaakt, die voor een aandeel in de buit, de schepen van de zeerovers in hun havens lieten schuilen.
Opmerkelijk genoeg nadert de tirannie door een dergelijke uitbreiding het moment dat de groep mensen die profiteert van tirannie ongeveer zo groot wordt als de groep voor wie vrijheid nuttig zou zijn.
≈
Een tiran wordt beschermd door die lieden tegen wie hij zich juist zou moeten beschermen, omdat zij uit hetzelfde hout te zijn gesneden. Deze beklagenswaardige onderknuppels moeten nota bene zelf ook onder de verdrukking van de tiran ondergaan, maar in plaats van af te rekenen met de tiran, verdragen zij zijn kwaad om zelf kwaad te kunnen doen aan hen, die zoals zijzelf, hun ellende moeten verdragen.
De domheid van deze lieden is even verbazingwekkend als hun boosaardigheid, want je wenden tot een tiran is tegelijkertijd je rug afkeren van je vrijheid en met open ogen vrijwillig je eigen dienstbaarheid tegemoet lopen !
Zij beseffen zelfs niet dat, wanneer zij hun ambitie en hebzucht even zouden vergeten om zichzelf te beschouwen, zij zouden zien dat de mensen die zij misbruiken en behandelen als horigen, ondanks die mishandeling, gelukkiger en in zekere zin vrijer zijn dan zijzelf, door slechts te gehoorzamen.
Zijzelf moeten niet alleen de tiran gehoorzamen, maar ook nog bedelen om zijn gunst, bedenken wat hij wenst, hun eigen begeertes bedwingen, hem constant behagen, contant op hun tenen lopen, hem volgen in zijn bewegingen, raden naar zijn gedachten, zich alles laten welgevallen, zichzelf verloochenen, teneinde de zaken van de tiran te behartigen en te beantwoorden aan zijn grillen.
Kun je zo een ondraaglijke situatie leven noemen, verkeren in situatie, waarin je namens de tiran anderen hun gerief, hun vrijheid, hun lichaam en hun leven afneemt, terwijl je in feite door de tiran te dienen dat zelf ook allemaal en nog meer kwijt bent ?
Hun hebzucht maakt deze onderknuppels, afhankelijk van de wreedheid van de tiran die daar met graagte misbruik van maakt, terwijl deze meent zelfs geen misdaad te begaan, omdat voor de onderdrukten dood zwaarder weegt dan onafhankelijkheid, of het bezit van om het even wat.
Het zijn de rijken op wie een tiran zich in zijn hebzucht zal richten, op de idioten die verbazingwekkend genoeg op hun beurt de rode loper voor de tiran uitrollen, verlangend om de primus inter pares van het onderworpen volk te zijn. Deze wannabe’s zullen er op termijn achter komen dat zij veel meer kwijt zijn, dan zij hebben vergaard, en zelf de wreedheid van de tiran ondervinden, die zij tegen anderen aanwakkeren.
Zelfs de meest integere mensen kunnen zich op den duur niet kunnen handhaven in de tegenwoordigheid van een tiran, ook zij zullen op enig moment ervaren wat tirannie is.
Sextus Burrus de prefect van Nero’s Pretoriaanse garde of Lucius Seneca, Nero’s mentor hebben dat aan den lijve ondervonden.
Wat voor een vriendschap kun je verwachten van iemand die ondanks dat je gehoorzaamt, hardvochtig is, niet weet lief te hebben, zichzelf beperkt en zijn eigen rijk vernietigt ?
Ook als je onoprecht, oneerlijk of onmenselijk bent, ben je niet gevrijwaard van de waanzin van de heerser, zoals het lot van Poppaea Sabina, Nero’s vrouw en Agrippina, zijn bloedeigen moeder, die nota bene haar echtgenoot Claudius vermoordde om Nero op de troon te krijgen, ons duidelijk maken.
Tirannen zijn klaarblijkelijk te dwaas om onbaatzuchtig te kunnen zijn, ze bezitten een ongekende wreedheid welke geen enkel onderscheid maakt tussen familie, vrienden of vreemden.
Een tiran is nooit een vriend, en heeft nooit vrienden, omdat echte vriendschap onbaatzuchtig is en gebaseerd is op wederzijdse achting en vertrouwen in elkaars integriteit.
Wanneer wrede, onwaarachtige mensen samenkomen, is er sprake van samenzwering, niet van samenleving, zij praten tegen elkaar, niet met elkaar, het zijn geen vrienden, maar medeplichtigen.
Met een tiran is een solide op gelijkwaardigheid gebaseerde vriendschap onmogelijk, omdat er geen gelijkheid bestaat, hij plaatst zich boven. Zelfs in een dievenbende is er meer sprake van gelijkheid, indien niet te goeder trouw, dan ten minste omdat zij elkaar vrezen, en zeker niet wensen door eventuele verdeeldheid hun vereende kracht te verliezen.
Juist de favorieten van een tiran zouden moeten weten dat zij zich niet kunnen veroorloven de garantie van vrijwaring van zijn onderdrukking zonder meer te aanvaarden, omdat zij de tiran zelf hebben geleerd dat hij alles kan doen wat hij wil, dat het de tiran is die de wetten maakt en logischerwijs geen wetten zal uitvaardigen die hem dwingen of verplichten tot wat hij niet wil, hij is tenslotte meester over allen.
Wat is het toch betreurenswaardig dat hele volksstammen als lakeien buigen voor heersers, dat er niet een is die hem het antwoordt zoals de vos de leeuw antwoordde; "Ik zou graag naar u toe gaan in uw hol, maar terwijl ik genoeg sporen zie van beesten die uw hol binnengaan, zie ik niet één spoor van een beest dat terug naar buiten kwam."
Gelokt door de rijkdom, de macht, de pracht en praal vermoeden dergelijke onderknuppels niet het gevaar waarin zij zich gaan begeven, zoals een mot zich niet realiseert dat hij zal verbranden door de hitte van de vlam die hem lokt.
Zij kunnen niet ontsnappen uit de greep van de tiran die zij dienen, noch aan die van zijn opvolger.
Wanneer een opvolger wel rechtvaardig is, dienen zij rekenschap van hun daden af te leggen, maar wanneer deze op zijn voorganger lijkt, moeten zij strijd leveren met de mogelijke nieuwe favorieten die hun plaats wensen in te nemen en zoals voor tirannen gebruikelijk is hen hun goederen en hun leven afhandig willen maken.
Wat zijn het voor mensen die een dergelijke positie ambiëren, dag en nacht één man te willen behagen, zonder garanties voor hun positie, dagelijks wantrouwig te moeten manoeuvreren zowel uit angst voor het mishagen van de heerser, als vanwege het mijnenveld van de soms letterlijk moordende concurrentie. Rondlopen met een valse glimlach op het gezicht, maar iedereen vrezend. Niet gelukkig kunnen zijn, en niet verdrietig durven zijn.
Het zijn deze onderknuppels die de tiran dienen en niet de tiran zelf, die van het volk de schuld krijgt van het kwaad dat hen wordt aangedaan. Het volk kent de namen van deze vervloekte acolieten, wiens misdaden worden ontdekt en tegen wie de beloften van vergelding worden gericht, omdat alle rampspoed aan hen wordt toegeschreven.
Niet dat het hen iets zal interesseren, want pas achteraf zullen geschiedschrijvers zich uitputten de mensonterende daden van de tiran te beschrijven, zijn reputatie zo zwart mogelijk te maken om zijn verrotte lijf en reputatie alsnog postuum door het slijk halen.
Ik geloof oprecht dat niets zo in strijd is met de wil van de goede, soevereine en rechtvaardige God, als tirannie, en dat Hij voor tirannen, dictatoren en dwingelanden en hun medeplichtigen ongetwijfeld een verschrikkelijke straf in het diepst van de hel heeft gereserveerd, voor die verdoemde uitvinders van het ongeloof.
De volledige vertaling is op verzoek verkrijgbaar.
Stuur een mail naar 0frah5.mail@gmail.com.